ECLI:NL:CRVB:2018:3969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en toeslag; geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die eerder als thuishulp en schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld na een black-out op het werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar WGA-loonaanvullingsuitkering en toeslag beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen door lichamelijke en psychische klachten waren onderschat.
De Raad oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om aan te nemen dat appellante verdergaande beperkingen had op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsartsen hadden voldoende onderzoek gedaan en de bevindingen waren goed gemotiveerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv mocht afgaan op de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingediend die haar standpunt onderbouwde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de uitkeringen van appellante was gebaseerd op dwingendrechtelijke bepalingen, waardoor er geen plaats was voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.