ECLI:NL:CRVB:2025:275
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding voor belastingschade na onrechtmatig besluit van het Uwv
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank het door het Uwv aan appellant te betalen bedrag aan schadevergoeding terecht heeft vastgesteld op € 4.329,41, vermeerderd met de wettelijke rente. Appellant is van mening dat de rechtbank een te laag bedrag aan schadevergoeding heeft toegekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de hoogte van de schadevergoeding juist heeft berekend. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de belastingschade over de jaren 2014 en 2015 niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat deze schade niet direct voortvloeit uit het onrechtmatige besluit van 2 september 2016. De Raad stelt vast dat de appellant in 2016 heeft gemeld dat hij toegenomen arbeidsongeschikt is, en dat de nabetaling van de WIA-uitkering in 2017 niet het gevolg is van het onrechtmatige besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de schade die vóór het onrechtmatige besluit is ontstaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagt.