ECLI:NL:CRVB:2015:3087
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekeringsgeneeskundige grondslag van een WIA-uitkering na bedrijfsongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 13 maart 2008 arbeidsongeschikt gemeld na een bedrijfsongeval waarbij hij beide hielbenen had gebroken. Na een periode van arbeidsongeschiktheid en herbeoordelingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), werd zijn mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 52,16% per 2 augustus 2012. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv waren onderschat. Hij verzocht om een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren en voegde hij contra-expertise toe. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit terecht had onderschreven. De Raad concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen inzichtelijk en overtuigend waren en dat er geen aanleiding was om appellant verdergaand beperkt te achten. De contra-expertise werd als niet relevant voor de beoordeling per de datum in geding beschouwd, omdat deze niet voldoende gericht was op de situatie van appellant op dat moment.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en de rol van contra-expertise in het proces van arbeidsongeschiktheid.