In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar Wajonguitkering herzien heeft in verband met het volgen van een studie. Appellante, die sinds 21 september 2012 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in 2017 haar studie gestart en dit aan het Uwv doorgegeven. Het Uwv heeft haar uitkering per 1 augustus 2019 herzien en een terugvordering ingesteld. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich gericht op de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat het geschil materieel is geëindigd op 12 september 2024, toen appellante instemde met het besluit van 29 augustus 2024 van het Uwv. De Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden met een jaar en negen dagen, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,-. De Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten.