ECLI:NL:CRVB:2025:244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 14 oktober 2022, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld en dat hij niet in staat is om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 januari 2025 en heeft geoordeeld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat de medische en arbeidskundige onderbouwing voldoende was en dat appellant over het juiste opleidingsniveau en de benodigde beheersing van de Nederlandse taal beschikt om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant, ondanks zijn bezwaren over zijn opleidingsniveau en taalvaardigheid. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft.