Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2025 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) van betrokkene, verleend op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de jaren 2017 en 2018. Betrokkene, geboren in 1992 en met een verstandelijke beperking, had een pgb ontvangen voor zorg, maar het zorgkantoor, Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., heeft besloten om dit pgb in te trekken en het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. Dit besluit volgde na een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude door de zorgaanbieder, [naam B.V.], die meer zorg zou hebben gedeclareerd dan daadwerkelijk geleverd.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het besluit van het zorgkantoor vernietigd, maar het zorgkantoor ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de intrekking van het pgb tot een onevenredige uitkomst leidde voor betrokkene. De Raad benadrukte dat de bescherming van budgethouders te goeder trouw in beginsel plaatsvindt bij de civiele rechter en dat de goede trouw van de budgethouder niet in de belangenafweging bij de intrekking en terugvordering van het pgb betrokken hoeft te worden.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waardoor de intrekking en terugvordering van het pgb in stand blijft. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van budgethouders en de rol van zorgkantoren in het toezicht op de besteding van pgb-gelden.