Uitspraak
:29 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de afwijzing van het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 7 juni 2012, waarbij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar een Wajong-uitkering heeft geweigerd. Appellante stelt dat er nieuwe medische feiten zijn die haar aanvraag ondersteunen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze nieuwe informatie niet relevant is voor de te beoordelen periode. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit heeft afgewezen. De Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat de door appellante ingebrachte medische informatie geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevat die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de situatie van appellante in 2012 moet plaatsvinden op basis van de informatie die op dat moment beschikbaar was. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.