ECLI:NL:CRVB:2025:1781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van ZW-uitkering wegens voortijdige ziekmelding tijdens arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich ziekmeldde op 18 januari 2021, stelde dat zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd en dat hij daarom recht had op een ZW-uitkering. Het Uwv wees de aanvraag af, omdat appellant op het moment van ziekmelding nog een geldige arbeidsovereenkomst had. De rechtbank Limburg bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 9 augustus 2024, waartegen appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 december 2025 en oordeelde dat het Uwv terecht de aanvraag had afgewezen. De Raad stelde vast dat er op het moment van ziekmelding nog sprake was van een arbeidsovereenkomst, en dat appellant niet als 'vangnetter' kon worden aangemerkt volgens artikel 29 van de ZW. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak, waardoor de afwijzing van de ZW-uitkering in stand bleef. Tevens werd appellant geen vergoeding voor proceskosten toegekend, aangezien het hoger beroep niet slaagde.