In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag over 2023. De appellant, die op een zeilboot woont en een briefadres heeft in Breda, heeft de energietoeslag aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft deze aanvraag afgewezen. Het college stelde dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor de energietoeslag, omdat hij niet in de gemeente Breda woont, maar slechts een briefadres heeft. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 oktober 2025, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door C.L. Verbunt en L.L.J. de Waal.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn feitelijke hoofdverblijf op zijn zeilboot heeft en dat hij een reizend bestaan leidt. De Raad oordeelt dat de appellant niet in Breda woont, maar alleen een briefadres heeft, en dat de beleidsregels van de gemeente niet voorzien in het toekennen van bijzondere bijstand aan personen die uitsluitend een briefadres hebben. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt deze beslissing en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt.
Daarnaast heeft de appellant verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat de Raad toekent, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. De Raad bepaalt dat het betaalde griffierecht aan de appellant wordt terugbetaald. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor de energietoeslag en de rechtsgevolgen van het eerdere besluit blijven in stand.