ECLI:NL:CRVB:2025:1727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
25/265 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1966, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) bij het CIZ. De aanvraag werd afgewezen omdat het CIZ oordeelde dat er geen blijvende behoefte was aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank Limburg heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 september 2025 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en heeft het CIZ zich laten vertegenwoordigen door twee advocaten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat de medisch adviseur van het CIZ alle relevante medische gegevens heeft betrokken in zijn advisering. De Raad concludeert dat appellante geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft, omdat haar zorgbehoefte grotendeels kan worden ondervangen met planbare zorg en zij in staat is om hulp in te roepen indien nodig. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige in te schakelen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 januari 2025, 24/635 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
Datum uitspraak: 26 november 2025

SAMENVATTING

Deze uitspraak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I.J.L. Gijsen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 september 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Gijsen en [naam] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1966, heeft artrose, polyneuropathie en een verstandelijke beperking. Op 1 februari 2023 heeft appellante bij het CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Met een besluit van 24 april 2023, gehandhaafd met een besluit van 9 januari 2024 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat bij appellante geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Het CIZ heeft zich gebaseerd op een medisch advies van 24 april 2023, dat is aangevuld met een medisch advies van 20 november 2023.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe – samengevat – overwogen dat het CIZ zijn besluit heeft mogen baseren op het medisch advies, dat inhoudelijk te volgen is, net zoals de daarin getrokken conclusies. Het CIZ heeft op zorgvuldige en toereikende wijze gemotiveerd dat appellante geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. De beschreven zorgbehoefte van appellante is grotendeels planbaar en voor deze zorg bestaan voorzieningen op grond van de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regieproblemen van appellante, die het risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang met zich meebrengen. Deze kunnen worden ondervangen door middel van geplande en frequente zorgmomenten. Wat betreft zorgmomenten die niet planbaar zijn, zoals wanneer appellante een zogenoemde ‘knock-out aanval’ zou ervaren, wordt zij in staat geacht hulp in te schakelen door bijvoorbeeld gebruik te maken van persoonsalarmering. Appellante kan de komst van hulp afwachten, zonder dat daarbij sprake is van ernstig nadeel. Voor de ‘knock-out aanvallen’ is geen (neurologische) oorzaak gevonden. Ook als appellante wordt gevolgd in haar stelling dat zij af en toe ‘knock-out aanvallen’ heeft, heeft zij daardoor geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig om ernstig nadeel te voorkomen. De stelling dat zij dan in paniek raakt en omvalt, waarbij ze de regie verliest en mogelijk buiten bewustzijn raakt volgt de rechtbank niet, omdat uit de brief van de neuroloog volgt dat appellante deze aanvallen voelt aankomen en dat zij niet buiten bewustzijn raakt. In deze brief is vermeld dat de aanvallen beginnen met een tintelend gevoel op het hoofd en dat appellante dan weet dat ze moet gaan zitten. De rechtbank volgt het standpunt van het CIZ dat in het door appellante verstrekte rapport van Gelissen (Chamsa) van 7 september 2023 onvoldoende is onderbouwd dat appellante voldoet aan de voorwaarde van artikel 3.2.1 van de Wlz dat 24 uur per dag zorg in de nabijheid noodzakelijk is. De vraag of de zorgbehoefte blijvend is, behoeft daarom geen beoordeling meer door de rechtbank.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat zij gedurende de gehele dag aansturing nodig heeft en een beroep moet kunnen doen op 24-uurs begeleiding op zowel geplande als ongeplande momenten, omdat zij bij problemen onvoldoende zelfstandig een oplossing kan bedenken. Zij is niet in staat om op relevante momenten hulp in te roepen. Zij verwijst naar stukken van orthopedagoog Gelissen, verzekeringsarts C.H. de Bok (Argonaut), [naam GGZ medewerker] (De Geluksmanager) en van haar huisarts en neuroloog. Uit die stukken volgt dat meer en intensievere zorg, begeleiding en overname van taken noodzakelijk is om ernstig nadeel in de vorm van verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, vereenzaming, verdere achteruitgang van lichamelijk en cognitief functioneren en het risico op valgevaar bij appellante te voorkomen. Deze drie deskundigen komen tot de eenduidige conclusie dat appellante 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft en niet zelf op relevante momenten hulp kan inroepen. Volgens appellante moet onder alarmeren in de zin van de Wlz meer worden verstaan dan alleen het indrukken van een knop. Met verwijzing naar rechtspraak van de Raad [1] stelt appellante dat zij niet in staat is met behulp van een alarmeringssysteem hulp in te roepen, omdat zij cognitieve beperkingen heeft en het inzicht mist om adequaat te kunnen handelen. Appellante meent dat zij voldoende twijfel heeft gezaaid over de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Daarom moet een deskundigenonderzoek verricht worden.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante geen aanspraak heeft op de zorg op grond van de Wlz en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daaraan toe dat de medisch adviseur van het CIZ alle door appellante verstrekte medische gegevens, ook de gegevens die zij in beroep heeft ingebracht, op inzichtelijke wijze in zijn advisering heeft betrokken. De cognitieve beperkingen van appellante zijn daarin onderkend en betrokken. Met de rechtbank ziet de Raad in de door appellante overgelegde gegevens geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van het CIZ dat er voor appellante geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, omdat de zorgbehoefte van appellante grotendeels kan worden ondervangen met planbare zorg en omdat appellante indien nodig in staat is om hulp in te roepen, eventueel met hulpmiddelen of alarmering, terwijl niet is gebleken dat appellante in een situatie van ernstig nadeel komt als er niet direct hulp wordt geboden. De Raad betrekt daarbij de uitleg die het CIZ heeft gegeven over de mogelijkheden die er zijn op het gebied van alarmering, waarbij bijvoorbeeld via het indrukken van een knop een centrale kan worden geactiveerd, terwijl ook gebruik gemaakt kan worden van een sleutelkastje met beveiliging, zodat er altijd iemand bij appellante naar binnen kan gaan. Daar komt bij dat – nog los van de mogelijkheid tot alarmeren – het CIZ onbetwist heeft uiteengezet dat er zich in de te beoordelen periode geen situaties hebben voorgedaan waarbij (ernstig) nadeel aan de orde was en waarbij direct ingegrepen moest worden door een derde. Het bestaan van valgevaar op zich is – zoals de medisch adviseur ook heeft opgemerkt – geen omstandigheid voor het toekennen van een Wlz-indicatie. Het moet gaan om een reëel risico, dat gebaseerd is op onderbouwde verwachtingen. [2] De enkele mogelijkheid dat een bepaald gevaar bestaat is op zichzelf niet genoeg. Uit de beschikbare gegevens volgt niet dat sprake is van een te verwachten (reëel) risico dat appellante dit ernstige nadeel zal overkomen.
4.3.
De Raad ziet daarom ook geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en J.J. Janssen en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025.

(getekend) D. Hardonk-Prins

(getekend) N. El Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet langdurige zorg
Artikel 3.2.1, eerste en tweede lid
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;