ECLI:NL:CRVB:2024:1875

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
23/2680 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgbehoefte van betrokkene in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) na afwijzing door het CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of betrokkene in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Betrokkene, geboren in 1985, lijdt aan epilepsie en Multiple Sclerose (MS) en heeft cognitieve problemen en angstklachten. Het CIZ had eerder de aanvraag voor zorg afgewezen, omdat er volgens hen geen blijvende noodzaak was voor 24 uur per dag zorg. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het CIZ gedwongen om zorg te indiceren, maar het CIZ ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg was. De Raad oordeelde dat, hoewel betrokkene epileptische aanvallen heeft, hij in staat is om hulp in te roepen bij een aanval. De frequentie van de ernstige aanvallen, die sinds de diagnose in 2009 slechts enkele keren zijn voorgekomen, rechtvaardigt geen voortdurende zorg. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waardoor de afwijzing van het CIZ in stand bleef.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de zorgbehoefte van betrokkene in het licht van zijn medische situatie en de mogelijkheden tot zelfalarmering te beoordelen. De Raad concludeert dat de zorgbehoefte van betrokkene niet zo ernstig is dat deze 24 uur per dag zorg vereist, en dat de eerdere afwijzing van het CIZ terecht was.

Uitspraak

23/2680 WLZ
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 augustus 2023, 23/2076 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het CIZ
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of betrokkene in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat betrokkene hiervoor niet in aanmerking komt.

PROCESVERLOOP

Het CIZ heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. L.J.T. Hoksbergen, advocaat, een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 september 2024. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. van Maris-Kindt en mr. S. Kersjes-van Bussel. Namens betrokkene zijn mr. Hoksbergen en zijn zus [naam zus] verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1985, lijdt aan epilepsie en Multiple Sclerose (MS) en heeft daarbij onder meer cognitieve problemen en angstklachten. Betrokkene heeft bij het CIZ een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) ingediend.
1.2.
Bij besluit van 3 oktober 2022 heeft het CIZ de aanvraag afgewezen. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ is met een besluit van 11 april 2023 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het CIZ heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat bij betrokkene sprake is van de grondslag lichamelijke handicap (in verband met MS) en de grondslag somatische aandoening (vanwege epilepsie), maar dat er geen blijvende noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De verminderde motoriek van betrokkene als gevolg van de MS maakt niet dat betrokkene is aangewezen op 24 uur per dag zorg. Daarnaast is betrokkene in staat bij een epileptisch insult te alarmeren ter voorkoming van ernstig nadeel. Ook de cognitieve problematiek is niet dusdanig dat hij is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De zorgbehoefte van betrokkene komt met name voort uit de angst voor insulten en zijn verhoogde prikkelgevoeligheid, waarvoor nog geen behandeling heeft plaatsgevonden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 3 oktober 2022 herroepen en zelf in de zaak voorzien door betrokkene op grond van de Wlz te indiceren voor het zorgprofiel LG4: Wonen met begeleiding en verzorging. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ het standpunt dat (nog) geen sprake is van een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel niet aannemelijk heeft gemaakt. De aanvraag om een indicatie voor Wlz-zorg is ten onrechte afgewezen. Betrokkene verliest bij insulten het bewustzijn en moet dan, ter voorkoming van hersenschade, zo snel mogelijk medicatie toegediend krijgen. Daarbij komt dat van een behandeltraject voor zijn angstklachten niet veel verwacht kan worden.
De standpunten van partijen
3.1.
Het CIZ is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Volgens het CIZ is geen sprake van een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz. De rechtbank miskent dat betrokkene bij een opkomend insult zelf in staat is te alarmeren. Subsidiair betoogt het CIZ dat er nog behandelmogelijkheden zijn. Daarnaast stelt het CIZ zich op het standpunt dat het niet aan de rechtbank is om een zorgprofiel toe te kennen.
3.2.
Betrokkene heeft verweer gevoerd. De rechtbank heeft niet miskend dat betrokkene bij een opkomend insult kan alarmeren, maar heeft gewezen op de noodzaak dat betrokkene in het geval van een insult zo snel mogelijk medicatie krijgt toegediend. Dit lukt niet altijd en kan bij een tonisch clonisch insult, dat betrokkene al eerder heeft doorgemaakt, in het ergste geval de dood tot gevolg hebben. Ook heeft betrokkene driemaal in een status epilepticus verkeerd. De voorgestelde behandelopties zijn volgens betrokkene niet reëel.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank juist is. Hij doet dat aan de hand van wat het CIZ in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep van het CIZ slaagt.
4.1.
Niet in geschil is dat bij betrokkene de grondslagen lichamelijke handicap en somatiek aan de orde zijn. De vraag die voorligt is of bij betrokkene sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen – door fysieke of zware regieproblemen – voortdurend begeleiding, verpleging of overname nodig heeft. [1] De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. De gestelde behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid wordt in de periode in geding bepaald door de epileptische insulten. Het CIZ heeft zich op basis van de medische stukken in het dossier terecht op het standpunt gesteld dat betrokkene een (mogelijk) insult voelt aankomen en door middel van zijn persoonsalarmering hulp kan inroepen, zodat hij tijdig zijn medicijnen toegediend kan krijgen. Een zeer ernstige aanval van epilepsie, een zogeheten tonisch clonisch insult, waarbij betrokkene zeer snel geholpen moet worden, is sinds de diagnose van epilepsie in 2009 drie tot vier keer voorgekomen, zo blijkt uit de overgelegde medische documentatie. Met het CIZ is de Raad van oordeel dat, nog los van de mogelijkheid tot alarmeren, de frequentie van deze ernstige aanvallen geen noodzaak meebrengt voor voortdurende begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg als bedoeld in de Wlz. [2]
4.2.
Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
4.3.
De conclusie is dat het hoger beroep slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep van betrokkene ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat betrokkene geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 11 april 2023 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en K.H. Sanders en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) N. El Khabazi

Voetnoten

1.Zie artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.
2.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3384.