ECLI:NL:CRVB:2025:1645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoogte dagloon voor WIA-uitkering en de rechtmatigheid van de gegevens uit de polisadministratie
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het bestreden besluit van het Uwv om het dagloon voor de WIA-uitkering vast te stellen op € 96,61 werd bevestigd. Appellante, die op 17 juni 2020 vanwege ziekte uitviel, ontving op 4 april 2022 een WIA-uitkering. Het Uwv baseerde de hoogte van het dagloon op gegevens van de Belastingdienst en de polisadministratie, die overeenkwamen met de loonstroken. Appellante betwistte de juistheid van deze gegevens en stelde dat zij meer uren had gewerkt dan geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat de gegevens onjuist waren en bevestigde het besluit van het Uwv. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de vaststelling van het dagloon.