ECLI:NL:CRVB:2025:1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen voorwaardelijk ontslag van ambtenaar
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van de korpschef van politie niet-ontvankelijk werd verklaard. De korpschef had op 5 december 2023 aan appellant een voorwaardelijk ontslag opgelegd, waartegen appellant op 18 januari 2024 bezwaar maakte. De korpschef verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaarschrift twee dagen te laat was ingediend en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Appellant voerde aan dat de rechtbank het beoordelingskader niet correct had toegepast en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 september 2025, waar appellant aanwezig was en de korpschef vertegenwoordigd werd door mr. R.H.A. Nathans. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan appellant kon worden toegerekend. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.