In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van een herhaalde aanvraag om een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellante, geboren in 1963 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend na het overlijden van haar echtgenoot, die op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Svb heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Amsterdam heeft de afwijzing van de Svb bevestigd, en appellante heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 augustus 2025 is de zaak behandeld, waarbij de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M.F. Sturmans. De Raad heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op een ANW-uitkering, zowel voor het verleden als voor de toekomst. De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de eerdere afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, waardoor de afwijzing van de Svb in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.