Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
2. Niet verzekerd is de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
4. Bij een maatregel, als bedoeld in het derde lid, kan worden afgeweken van het tweede lid ten aanzien van:
a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;
b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 8 Besluit uitbreiding en beperking van de kring verzekerden volksverzekeringen van 3 mei 1989 (Stb. 1989, 164 (KB 164, geldig tot 1-1-1999)
1. Verzekerd ingevolge de volksverzekeringen is degene, die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op
a. een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1987, 89),
Artikel 26 Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746, KB 746 (oud)
1. Verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon, die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op:
a. een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
c. een pensioen op basis van de arbeidsongeschiktheid op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1998, een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Spoorwegpensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1994, dan wel een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond va de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds of een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Algemene militaire pensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1998;
d. een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet;
e. een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;
f. een uitkering of toelage op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals die wet luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen;
g. een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; of
h. een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, mits die uitkering, dat pensioen of toe lagen ten minste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag;
6. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2000.
(…) Als ten onrechte premies volksverzekeringen op het salaris of de uitkering zijn ingehouden over een tijdvak waarin de betrokkene niet verplicht verzekerd was, hanteert de SVB het volgende beleid dat is gebaseerd op de uitspraak van de CRvB van 14 december 1972. Als de betrokkene redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren verzekerd te zijn geweest kan een uitzondering worden gemaakt op de regel dat aanmelding voor vrijwillige verzekering binnen één jaar moet plaatsvinden. De veronderstelling dat er sprake van verzekering was dient dan door of namens betrokkene te worden geuit. Vrijwillige verzekering wordt aangeboden als de betrokkene aangeeft in het vertrouwen te hebben verkeerd over de litigieuze periode verzekerd te zijn geweest op basis van de onverplichte inhouding van premies volksverzekering. Indien de veronderstelling wordt geuit binnen één jaar nadat de (verplichte) premiebetaling is gestopt, kan eveneens voortzetting van de vrijwillige verzekering worden aangeboden.
Als niet daadwerkelijk premie is betaald, kan betrokkene zich ook niet beroepen op een veronderstelling deswege verzekerd te zijn geweest.
(…).