ECLI:NL:CRVB:2025:1390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
24/232 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van jeugdhulp aanvragen en stappenplan door college

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht. Appellant, die kampt met een autismespectrumstoornis en andere ontwikkelingsproblemen, heeft jeugdhulp aangevraagd. Het college heeft echter niet op een inzichtelijke wijze het stappenplan doorlopen dat vereist is voor het toekennen van jeugdhulp. Hierdoor is onduidelijk welke hulp appellant daadwerkelijk nodig heeft. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij het stappenplan correct moet worden doorlopen en de toekenning van jeugdhulp moet worden gemotiveerd. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere besluitvorming onvoldoende inzicht bood in de aard en omvang van de benodigde jeugdhulp. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam is vernietigd, en het college moet binnen acht weken een nieuw besluit nemen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.628,-.

Uitspraak

24/232 JW
Datum uitspraak: 18 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2023, 22/3537 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht (college)

SAMENVATTING

Het college heeft niet op een inzichtelijke wijze het stappenplan doorlopen. Hierdoor is niet duidelijk welke jeugdhulp appellant nodig heeft. De Raad draagt het college op een nieuw besluit te nemen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Nieuwstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 mei 2025 gelijktijdig met het hoger beroep van [naam broer] (24/118 en 24/231). Voor appellant is de wettelijk vertegenwoordiger [naam moeder] (moeder) verschenen, bijgestaan door mr. Nieuwstraten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.E. Ossewaarde en mr. R.S. Rodriguez.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft onder meer een autismespectrumstoornis (ASS), problemen met zijn (fijne) motoriek en een algehele ontwikkelingsachterstand. Zijn ouders zijn gescheiden in mei 2021. Op 18 juni 2021 is appellant met zijn moeder, drie broers en zijn zus van de gemeente [X] verhuisd naar de gemeente [woonplaats] .
1.2.
Het college van de gemeente [X] heeft appellant laatstelijk de volgende jeugdhulp toegekend op grond van de Jeugdwet. Hij ontving 16 uur per week begeleiding sociaal netwerk. Deze uren zijn verdeeld over drie kinderen en over twee zorgverleners. Daarnaast ontving appellant 85 minuten per week gespecialiseerde begeleiding en logeeropvang. Op 31 oktober 2021 eindigde deze indicatie.
1.3.
In augustus en september 2021 zijn namens appellant aanvragen ingediend bij het college voor jeugdhulp. Het jeugdteam heeft onderzoek verricht en de uitkomsten van dit onderzoek neergelegd in het actieplan van 15 november 2021 (actieplan).
1.4.
Met een besluit van 30 november 2021 (besluit 1) heeft het college de aanvragen van appellant voor jeugdhulp, bestaande uit begeleiding en persoonlijke verzorging uit te voeren door het sociaal netwerk (de moeder) door middel van een persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen. Een deel van de hulp die de moeder biedt aan appellant kan worden aangeduid als bovengebruikelijke hulp maar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen zijn toereikend om deze hulp te bieden. Het college heeft in besluit 1 verwezen naar het actieplan.
1.5.
Met een afzonderlijk besluit van 30 november 2021 (besluit 2) heeft het college aan appellant jeugdhulp toegekend over de periode van 1 november 2021 tot en met 31 oktober 2022 in de vorm van een pgb. Het gaat om respijtzorg, te leveren door het sociaal netwerk, voor 180 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur en begeleiding te leveren door het sociaal netwerk voor 94,62 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur. Ook in besluit 2 heeft het college verwezen naar het actieplan.
1.6.
Met een besluit van 31 mei 2022, aangevuld en verzonden op 6 juli 2022 (bestreden besluit), heeft het college het bezwaar van appellant tegen besluit 1, de afwijzing van jeugdhulp, ongegrond verklaard. Het college heeft het bezwaar tegen besluit 2 gegrond verklaard, besluit 2 herroepen en aanvullend drie uur per week begeleiding sociaal netwerk toegekend in de vorm van een pgb van € 60,- per week voor de periode van 28 januari 2022, eindigend zes weken na de beslissing op bezwaar. Voor de periode die start zes weken na de beslissing op bezwaar heeft het college drie uur per week respijtzorg sociaal netwerk toegekend in de vorm van een pgb van € 60,- per week, eindigend op 31 oktober 2022.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat het onderzoek door het college onzorgvuldig is geweest en het stappenplan niet op de juiste wijze is doorlopen. De beoordeling is daardoor niet inzichtelijk. De jeugdhulp die is toegekend is niet passend en onvoldoende. Het college heeft geen inzicht gegeven in de grote vermindering ten opzichte van de jeugdhulp die het college van [X] had toegekend. Het college heeft de jeugdhulp deels in de vorm van respijtzorg verstrekt maar de hulp die mevrouw [naam begeleier] (de begeleider) geeft, is geen respijtzorg. Daarnaast is de omvang van de respijtzorg onduidelijk. Ten onrechte heeft het college geen jeugdhulp toegekend vanwege de diagnose ernstige enkelvoudige dyslexie (EED).

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de jeugdhulp in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt.
4.1.
De beroepsgrond dat het stappenplan niet op de juiste wijze is doorlopen en de beoordeling niet inzichtelijk is, slaagt. Daarbij is het volgende van betekenis.
4.1.1.
Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat bij een aanvraag voor jeugdhulp het college het stappenplan moet doorlopen. [1]
Dit stappenplan houdt het volgende in:
  • stap 1: vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is;
  • stap 2: vaststellen of zich opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen voordoen en zo ja, welke dat zijn;
  • stap 3: bepalen welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
  • stap 4: onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden;
  • stap 5: tot slot dient dan te worden bepaald welke voorziening nodig is.
4.1.2.
Het college heeft de besluitvorming gebaseerd op het actieplan. Het actieplan is een document van 26 pagina’s en bevat veel informatie over appellant. Weliswaar zijn in het actieplan de stappen uit het stappenplan benoemd maar deze stappen zijn niet op inzichtelijke wijze doorlopen. Wat in elk geval ontbreekt is een vertaalslag van de onderzoeksbevindingen naar de toegekende jeugdhulp. De Raad licht dit als volgt toe.
4.1.3.
Bij stap 1 “Wat is de hulpvraag van het gezin?” is opgesomd welke documenten door de moeder zijn overgelegd en welke aanvragen (meerdere in augustus en september 2021) zijn ingediend maar een conclusie over wat de hulpvraag van het gezin (of appellant) inhoudt, is niet getrokken.
4.1.4.
Stap 2 “Is er sprake van opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen of stoornissen en zo ja, welke?” is voldoende in kaart gebracht. De vastgestelde diagnoses zijn genoemd en de beperkingen die appellant ervaart zijn weergegeven. Tussen partijen is bij deze stap alleen in geschil of de diagnose EED is gesteld bij appellant. De moeder heeft ter zitting toegelicht dat deze diagnose jaren geleden is gesteld maar het college heeft aangegeven niet over deze informatie te beschikken. Onder de gedingstukken bevindt zich deze diagnose in elk geval niet. De Raad geeft appellant in overweging om deze gegevens aan het college over te leggen.
4.1.5.
Net als bij stap 1, bevat de beantwoording van de vraag “Welke hulp is noodzakelijk in aard en omvang?” (stap 3) een uitgebreide weergave van de opvattingen van moeder, vader, appellant en de begeleider. Het jeugdteam concludeert dat het moeilijk is om advies te geven omdat de visies uiteenlopen. Het jeugdteam heeft een visie voor de toekomst geformuleerd maar waarop het jeugdteam deze visie baseert, blijkt niet uit het actieplan. Ook volgt hieruit niet welke hulp op dít moment nodig is. De volgende conclusie heeft het jeugdteam aan het einde geformuleerd:
“Samenvattend komt het Jeugdteam tot de conclusie dat de hulpverlening zich zal gaan richten op het vergroten van [Appelant] zijn autonomie en zelfstandigheid, het leren signaleren van overprikkeling en reguleren van zijn emoties en voor ouders om systemische patronen te doorbreken. Dit zal pas vormgegeven kunnen worden wanneer er door hulpverlening zicht komt op [Appelant] zijn mogelijkheden in ontwikkel- en leermogelijkheden op het gebied van overprikkeling, zelfstandigheid en ADL."
Maar welke jeugdhulp noodzakelijk is in aard en omvang om dit te bereiken, heeft het jeugdteam niet uitgewerkt.
Onder het kopje “doelen en advies voorziening jeugdhulp Jeugdteam” [2] brengt het jeugdteam de gestelde doelen terug naar vijf hoofd/einddoelen, namelijk:
  • rust en ruimte hebben en krijgen voor ontwikkeling en het vergroten van zelfstandigheid;
  • ontwikkelen van structuurafhankelijkheid (in plaats van persoonsafhankelijkheid);
  • emotieregulatie;
  • signaleren van overprikkeling en daar adequaat op kunnen acteren;
  • sociale omgang (binnen- en buitenshuis).
Maar welke hulp per doel nodig is, heeft het jeugdteam niet uitgelegd. In de besluitvorming heeft het college dit ook niet gedaan.
4.1.6.
Ook voor het verdere doorlopen van het stappenplan is nodig dat duidelijk is welke jeugdhulp nodig is.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Uit 4.1.2 tot en met 4.1.6 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd. De Raad beschikt over onvoldoende informatie om zelf in de zaak te kunnen voorzien. Er is namelijk onvoldoende zicht op de aard en omvang van de jeugdhulp die nodig is.
4.3.
Het college zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak. Bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar dient het college de volgende punten in acht te nemen.
4.3.1.
Het actieplan bevat veel informatie maar een inzichtelijke beantwoording van de stappen uit het stappenplan ontbreekt. Dit zal het college alsnog moeten doen. De aard en de omvang van de jeugdhulp moet volgen uit de stappen die worden gezet.
4.3.2.
Het college heeft een deel van de jeugdhulp toegekend in de vorm van respijtzorg, maar onvoldoende gemotiveerd dat het om respijtzorg gaat. Appellant heeft gemotiveerd betoogd dat de begeleider geen respijtzorg levert maar begeleiding. Ook de omvang van de jeugdhulp (die nu in de vorm van respijtzorg is toegekend), behoeft nadere motivering in het nieuw te nemen besluit. In het actieplan is vermeld dat respijtzorg wordt toegekend à € 20,- per etmaal en drie etmalen per week. In het primaire besluit is toegekend respijtzorg € 20,- per uur en 180 minuten per week. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de vergoeding voor respijtzorg € 20,- per etmaal bedraagt. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) accepteert een tarief van € 20,- per etmaal niet omdat dat bedrag niet voldoet aan het wettelijk minimumloon. Om die reden staat er wat anders in het primaire besluit, te weten € 20,- per uur, aldus het college. De Raad is van oordeel dat het niet is toegestaan dat het college materieel jeugdhulp toekent in strijd met het wettelijk minimumloon [3] en het is ook niet toegestaan dat het college een toekenningsbesluit anders verwoordt dan feitelijk is bedoeld teneinde bij de Svb de schijn van naleving van wettelijk minimumloonregels te wekken. Namens appellant is overigens gemeld dat de begeleider van appellant geen jeugdhulp per etmaal biedt maar per uur en dat de begeleider een uurtarief rekent. Voor een vergoeding van € 20,- per etmaal is het appellant niet gelukt iemand te vinden die jeugdhulp wil bieden.
4.3.3.
Bij stap 4 dient het college te onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Appellant heeft in dit verband terecht gewezen op de uitspraken die de Raad op 29 mei 2024 heeft gedaan. [4] Ook hiermee moet het college rekening houden bij het nieuw te nemen besluit.
4.3.4.
Het college dient bij de nieuw te nemen beslissing aandacht te besteden aan de vraag welke verordening van toepassing is. Het college heeft de besluitvorming gebaseerd op de Verordening jeugdhulp Papendrecht 2018 (oude verordening). De Nadere regels en de beleidsregels, waarop het college de besluitvorming mede heeft gebaseerd, zijn vastgesteld op basis van de oude verordening. Gelet op het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 29 van de Verordening jeugdhulp Papendrecht (nieuwe verordening) lijkt het erop dat de nieuwe verordening van toepassing is. Het is de vraag wat dit betekent voor de Nadere regels en de beleidsregels. Dit is mede van belang omdat appellant een beroep heeft gedaan op artikel 9 van de Nadere regels, de afbouwregeling. Het standpunt van het college, dat van de overgangsperiode alleen gebruik kan worden gemaakt bij een beëindiging van de jeugdhulp, vindt geen steun in de tekst van de regeling zelf.
4.4.
Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen de nieuw te nemen beslissing op bezwaar uitsluitend bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.814,- in beroep en € 1.814,- in hoger beroep (in totaal € 3.628,-) wegens verleende rechtsbijstand. Het college moet voorts het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 6 juli 2022;
  • draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit uitsluitend bij de Raad kan worden ingesteld;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.628,-;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 188,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en K.M.P. Jacobs en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van B.F.C. Wiedenhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2025.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.
2.Zie pagina 24 van het actieplan.
3.Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.