ECLI:NL:CRVB:2025:1200
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ZW- en WIA-uitkeringen aan appellante en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de toekenning van een ZW-uitkering aan appellante per 23 september 2020 en een WIA-uitkering per 8 december 2020, met een voortzetting daarvan per 8 maart 2022. De rechtbank had eerder de besluiten van het Uwv vernietigd vanwege onzorgvuldig onderzoek en gebrek aan beoordeling van een mogelijke benadelingshandeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het onderzoek door het Uwv wel zorgvuldig was en dat er geen verplichting was om een maatregel te beoordelen zonder afzonderlijk besluit. Het beroep van de werkgever tegen het WIA-voorschot werd niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van procesbelang. De Raad oordeelde verder dat het besluit tot beëindiging van de vervolguitkering onzorgvuldig was voorbereid en vernietigd moest worden. Tevens werd schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn, vastgesteld op € 1.000,-. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen van de werkgever ongegrond, terwijl het beroep van appellante tegen het besluit van 11 oktober 2022 gegrond werd verklaard. De Raad droeg het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.