ECLI:NL:CRVB:2025:1160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
Deze zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college stelt dat appellante op het uitkeringsadres een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-echtgenoot (X), met wie zij twee kinderen heeft. Appellante betwist dit en stelt dat het onderzoek van het college onzorgvuldig is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat appellante niet in haar gelijk wordt gesteld. De Raad oordeelt dat de verklaringen van appellante en X consistent zijn en dat er voldoende bewijs is dat zij samenwoonden op het uitkeringsadres. Het college heeft niet onzorgvuldig gehandeld door geen huisbezoek te verrichten, gezien de duidelijke verklaringen van appellante en X. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De intrekking van de bijstand en de terugvordering blijven in stand.