In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Regeling tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK-regeling). Appellanten, een echtpaar, hebben op 30 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming, omdat zij door de coronacrisis in financiële problemen waren geraakt. Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat appellanten voldoende draagkracht hadden om de woonkosten zelf te betalen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de afwijzing van de aanvraag, oordelend dat het college terecht heeft vastgesteld dat de appellanten niet voldeden aan de voorwaarden voor de TONK-regeling. De Raad oordeelt dat de beleidsregels van het college, die bepalen dat een inkomensterugval van minimaal 25% ten opzichte van het inkomen in januari 2020 moet worden aangetoond, niet onevenredig zijn en dat de appellanten geen argumenten hebben aangedragen die de afwijzing van hun aanvraag kunnen onderbouwen. Het hoger beroep van appellanten wordt dan ook afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland wordt bevestigd. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de TONK-regeling in stand blijft.