In deze zaak heeft verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:370, waarin haar eerdere verzoek om een WAO-uitkering was afgewezen. Verzoekster ontving van 7 mei 2001 tot 17 mei 2007 een WAO-uitkering, maar deze werd ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Na de diagnose van hypermobiel Ehlers-Danlos syndroom in 2017, heeft verzoekster het Uwv verzocht om herziening van het intrekkingsbesluit. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
Tijdens de zitting op 27 maart 2024 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat haar situatie binnen vijf jaar na de intrekking van de uitkering is verslechterd. Het Uwv heeft echter aangegeven dat, hoewel er sprake is van een verslechtering van verzoeksters gezondheidssituatie, dit niet betekent dat zij opnieuw in aanmerking komt voor een WAO-uitkering. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de argumenten van verzoekster niet voldoen aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De aangevoerde feiten en omstandigheden zijn niet nieuw en kunnen niet leiden tot een andere uitspraak.
Uiteindelijk heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen, waardoor de eerdere uitspraak van 28 februari 2023 in stand blijft. Verzoekster krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.