ECLI:NL:CRVB:2024:901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering na zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die van mening is dat zij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt en daarom als jonggehandicapte moet worden aangemerkt. De rechtbank had eerder het standpunt van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gevolgd, dat appellante wel degelijk arbeidsvermogen heeft. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het standpunt van de verzekeringsartsen moet worden gevolgd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 7 februari 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat en haar vader, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat de conclusie dat appellante over arbeidsvermogen beschikt, terecht is. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Hierdoor blijft de weigering van de Wajong-uitkering in stand, en krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten.