Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft betrokkene, die op grond van de Wet langdurige zorg meerdere jaren een persoonsgebonden budget (pgb) ontving van het zorgkantoor, te maken met een lagere vaststelling, intrekking van de verlening en terugvordering van het pgb. Het zorgkantoor heeft deze maatregelen genomen omdat betrokkene zich niet aan de verplichtingen verbonden aan het pgb heeft gehouden. De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag of het zorgkantoor deze maatregelen kon nemen bevestigend beantwoord, in tegenstelling tot de rechtbank die het beroep van betrokkene gegrond had verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene, geboren in 1979 en met een verstandelijke beperking, van 2015 tot en met 2018 een pgb ontving. Het zorgkantoor heeft in 2018 een onderzoek ingesteld naar mogelijke pgb-fraude bij de zorgaanbieder, wat leidde tot de intrekking van de verlening van het pgb met terugwerkende kracht. De rechtbank oordeelde dat de lagere vaststelling van het pgb niet in stand kon blijven, omdat dit een onevenredige uitkomst voor de budgethouder zou opleveren. Het zorgkantoor ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van het zorgkantoor in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte de bescherming van de budgethouder te goeder trouw in het kader van de lagere vaststelling en terugvordering heeft geplaatst. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit van het zorgkantoor in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 25 april 2024.