ECLI:NL:CRVB:2024:819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in Wmo 2015-zaak
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1937, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, dat haar een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp heeft verstrekt. Appellante ontving deze hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, maar was van mening dat zij ook recht had op ondersteuning bij de wasverzorging. Het college heeft echter vastgesteld dat appellante geen behoefte had aan deze ondersteuning, omdat zij gebruik kon maken van een algemene voorziening en haar wasverzorging met hulp van haar kinderen regelde.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2024, waar appellante niet aanwezig was, werd het standpunt van het college toegelicht. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat de periode waarover het geschil ging inmiddels was verstreken en er geen aanwijzingen waren dat appellante ontevreden was over de geboden oplossingen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat appellante geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling. De uitspraak werd gedaan op 17 april 2024, waarbij appellante geen proceskostenvergoeding ontving en het betaalde griffierecht niet werd teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder dit aanwezig kan zijn.