ECLI:NL:CRVB:2024:804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand na ontvangst van erfenis en de toepassing van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2024, staat de terugvordering van bijstand centraal. Appellant ontving van 15 januari 2019 tot en met 30 juni 2020 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). In juli 2020 ontving hij een erfenis van zijn overleden vader ter waarde van € 102.902,18. Het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren heeft vervolgens besloten om de kosten van bijstand over de periode waarin appellant bijstand ontving, terug te vorderen, omdat hij na de toekenning van bijstand middelen uit de erfenis had ontvangen. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op het vertrouwensbeginsel en stelt dat het dagelijks bestuur geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen uitlating of handeling van het dagelijks bestuur heeft kunnen noemen die hem het vertrouwen kon geven dat er na de ontvangst van de erfenis geen terugvordering zou plaatsvinden. Het dagelijks bestuur had appellant bij de toekenning van de bijstand al geïnformeerd over de mogelijkheid van terugvordering bij ontvangst van de erfenis. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van appellant en dat de terugvordering niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De belangenafweging die het dagelijks bestuur heeft gemaakt, is niet onevenredig, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Appellant krijgt geen gelijk en de terugvordering blijft in stand.