ECLI:NL:CRVB:2024:723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
23/1235 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verzoek om wraking in de zaak tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft verzoeker een tweede verzoek om wraking ingediend tegen mr. H.G. Rottier, lid van de enkelvoudige kamer, in het kader van zijn herzieningsverzoek. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 9 januari 2024. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het dossier dat het Uwv aan de Raad heeft overgelegd niet heeft ontvangen, wat volgens hem de onpartijdigheid van de behandelend rechter in gevaar zou brengen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de gronden van het tweede verzoek in essentie een herhaling zijn van de eerder weerlegde argumenten. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Daarom is het verzoek om wraking niet in behandeling genomen op basis van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022. Tevens is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, omdat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 april 2024.

Uitspraak

23/1235 WAO-W2
Datum beslissing: 12 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 februari 2023 in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). [1]
Tijdens het onderzoek ter zitting op 15 november 2023 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. H.G. Rottier, lid van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter). Dit verzoek is bij een beslissing van 9 januari 2024 afgewezen. [2]
Nadat de behandeling van het herzieningsverzoek is hervat, heeft verzoeker tijdens het onderzoek ter zitting op 13 maart 2024 opnieuw verzocht om wraking van de behandelend rechter.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

OVERWEGINGEN

1. De behandeling van wrakingsverzoeken vindt plaats met inachtneming van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022 (Regeling). Deze regels zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij het dossier dat het Uwv aan de Raad heeft overgelegd niet heeft ontvangen en dat hij daaruit afleidt dat de behandelend rechter niet alle relevante informatie bij zijn beoordeling betrekt, dan wel heeft betrokken bij de behandeling van zijn eerdere zaken.
3. Het wrakingsverzoek is een tweede verzoek ten aanzien van de behandelend rechter in dezelfde zaak. Wat verzoeker heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van gronden die bij de beslissing op het eerste wrakingsverzoek gemotiveerd zijn weerlegd. Bij het eerste wrakingsverzoek voerde verzoeker namelijk ook aan dat de behandelend rechter ten onrechte bepaalde stukken niet bij de beoordeling heeft betrokken.
4.1.
Gelet op wat onder 3 is overwogen moet worden vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De Raad zal het verzoek om wraking daarom niet in behandeling nemen op grond van artikel 8:16, vierde lid, van de Awb en artikel 3, vierde lid, aanhef en onder e, van de Regeling.
4.2.
Daarnaast ziet de Raad in het feit dat verzoeker voor de tweede maal en op dezelfde gronden heeft verzocht om wraking van de behandelend rechter aanleiding voor het oordeel dat verzoeker misbruikt maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van de behandelend rechter in de zaak met nummer 23/1235 WAO niet in behandeling wordt genomen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de behandeld rechter in de zaak met nummer 23/1235 WAO niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en L.M. Tobé en K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2024.
De griffier De voorzitter
(getekend) P.W.J. Hospel (getekend) E.J.M. Heijs
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht(…)4. Een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.(…)

Artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht
(…)
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
(…)
Artikel 3 van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022
(…)
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
(…)
e. het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
(…)
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.

Voetnoten

1.Uitspraak van 1 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:275.
2.Beslissing van 9 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:55.