ECLI:NL:CRVB:2024:710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.M.P. Jacobs
- W.F. Claessens
- P.J. Huisman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland zonder zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant. De intrekking betreft de periode van 23 februari 2020 tot en met 22 juli 2020, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft vastgesteld dat appellant geen recht op bijstand had omdat hij te lang in het buitenland verbleef. Appellant heeft aangevoerd dat er zeer dringende redenen waren om hem toch bijstand te verlenen, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een acute noodsituatie verkeerde.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de genoemde periode in Egypte verbleef en dat hij niet kon terugkeren naar Nederland. Hij heeft zijn situatie toegelicht door te wijzen op de coronamaatregelen en de financiële problemen van zijn familie. Echter, de Raad oordeelde dat de coronapandemie voor appellant persoonlijk geen acute noodsituatie heeft opgeleverd. De omstandigheden die appellant aanvoert, zoals ziekte en overlijden in de familie, zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van een schrijnende situatie die bijstandsverlening onvermijdelijk maakte.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 659,38 blijven daarom in stand. Appellant krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.