In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 22/2397 WAO. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, die tevens schadevergoeding heeft verzocht wegens overschrijding van de redelijke termijn. De appellant had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had in eerdere procedures al meerdere uitspraken van de Raad gehad. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal meer dan vijf jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Raad heeft de overschrijding van de redelijke termijn toegerekend aan het Uwv en de Staat, waarbij de appellant recht heeft op schadevergoeding. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van € 1.917,- en de Staat tot € 83,- als schadevergoeding. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant tot een totaalbedrag van € 1.093,75, en de Staat tot € 218,75. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.