ECLI:NL:CRVB:2024:589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen naar de norm voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van appellante naar de norm voor een gehuwde pensioengerechtigde. Appellante, die sinds mei 2020 een AOW-pensioen ontving naar de norm van een ongehuwde, is in 2021 in het huwelijk getreden. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioen herzien naar de norm voor gehuwden, omdat zij van mening was dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenote, ondanks dat zij op verschillende adressen wonen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Appellante en haar echtgenote hebben aangegeven dat zij elkaar slechts een à twee keer per maand zien en dat zij financieel zelfstandig zijn. De Svb heeft echter geconcludeerd dat er voldoende contact en gezamenlijke activiteiten zijn om aan te nemen dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de financiële zorg die appellante aan haar echtgenote verleent, de gezamenlijke vakanties en de mate van contact erop wijzen dat appellante niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenote. De Raad concludeert dat de herziening van het AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden terecht is geweest, en dat appellante recht heeft op het pensioen naar deze norm. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet alleen afhangt van de woonomstandigheden, maar van een afweging van alle relevante feiten en omstandigheden.