Uitspraak
22.416 ZW
23 december 2021, 20/3709 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 184,- aan appellante vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewetuitkering van appellante, die van mening is dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat appellante niet door een geregistreerde verzekeringsarts was onderzocht. Het Uwv kreeg de opdracht om dit gebrek te herstellen door appellante alsnog te laten onderzoeken door een verzekeringsarts. Dit onderzoek vond plaats op 16 januari 2023, waarbij de verzekeringsarts concludeerde dat de beperkingen van appellante niet significant waren veranderd ten opzichte van de eerdere beoordeling. Appellante betwistte de juistheid van deze conclusie en vroeg om inschakeling van een deskundige, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling van het Uwv te twijfelen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen en dat de beëindiging van haar uitkering per 5 juli 2020 gerechtvaardigd was. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.