ECLI:NL:CRVB:2024:374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag kinderbijslag voor zoon woonachtig in Marokko en de toepassing van het NMV
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor de zoon van appellant, die in Marokko woonde. De aanvraag voor kinderbijslag over de eerste twee kwartalen van 2019 werd afgewezen omdat de zoon op de eerste dag van het kwartaal niet in Nederland woonde, zoals bepaald in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellant stelde dat het verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko van toepassing was, maar de Raad oordeelde dat dit verdrag niet op appellant van toepassing was, omdat hij geen werknemer of gelijkgestelde was in de zin van het verdrag. De rechtbank had eerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag, omdat hij niet onder de personele werkingssfeer van het NMV viel. De Raad oordeelde dat de afspraken tussen appellant en de werkgever niet kwalificeerden als een arbeidsovereenkomst, omdat er geen gezagsverhouding was en appellant niet verplicht was om de werkzaamheden persoonlijk uit te voeren. De Raad bevestigde dat de afwijzing van de aanvraag voor kinderbijslag terecht was en dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor de genoemde periode.