ECLI:NL:CRVB:2024:345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante, geboren in 1991, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van de conclusie dat zij op haar achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte. Appellante betwistte deze conclusie en stelde dat zij op dat moment niet in staat was om te werken vanwege psychiatrische problematiek. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd de Wajong-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante en dat er geen bewijs was dat appellante op haar achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen had. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij appellante ligt, vooral omdat het hier gaat om een laattijdige aanvraag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij op de relevante data over arbeidsvermogen beschikte.