Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R.D. van den Heuvel.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van te veel betaalde WIA-voorschotten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant. Appellant had in 2020 te veel WIA-voorschotten ontvangen, omdat zijn definitieve inkomsten uit arbeid als zelfstandige lager waren dan de geschatte inkomsten die hij in 2019 had doorgegeven. Het Uwv vorderde een bedrag van € 12.593,22 terug, wat appellant betwistte op basis van dringende redenen die volgens hem aanwezig waren om van terugvordering af te zien.
De Raad heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.B.A. Willering. De Raad heeft de argumenten van appellant en het Uwv tegen elkaar afgewogen. Appellant stelde dat hij niet had moeten begrijpen dat hij te veel WIA-voorschotten ontving en dat het Uwv hem niet had geïnformeerd over de gevolgen van de Tozo-bijstand die hij ontving. Het Uwv daarentegen stelde dat appellant zijn inkomsten niet tijdig had doorgegeven, wat leidde tot de terugvordering.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had teruggevorderd, omdat appellant niet had voldaan aan de verplichting om wijzigingen in zijn inkomsten door te geven. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om de terugvordering te matigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.937,50 bedroegen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 186,-.