ECLI:NL:CRVB:2024:2227
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van herhaald verzoek om herziening van eerdere afwijzingen van aanvragen op grond van de WUV
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn zevende verzoek om herziening van eerdere afwijzingen van aanvragen om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of gegevens zijn gepresenteerd die aanleiding zouden geven om de eerdere afwijzingen te herzien. Appellant, geboren in 1935, had in 2000 een aanvraag ingediend die in 2011 werd afgewezen. Sindsdien heeft hij meerdere keren geprobeerd om deze afwijzingen te herzien, maar telkens zonder succes. De Raad heeft in eerdere uitspraken al vastgesteld dat de psychische klachten van appellant niet in verband kunnen worden gebracht met het overlijden van zijn vader, wat een belangrijke voorwaarde is voor toekenning onder de Wuv.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2024 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat R.F. Kayser. De Raad heeft de argumenten van appellant en de medische gegevens die hij heeft overgelegd, zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat de verklaring van het Sinaï Centrum, die appellant als nieuw bewijs aanvoert, geen nieuwe inzichten biedt die de eerdere oordelen kunnen veranderen. De medische adviseurs van verweerder hebben bevestigd dat de oorzaak van de psychische klachten van appellant ligt in zijn eigen oorlogservaringen en niet in het overlijden van zijn vader.
De Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van appellant ongegrond is en dat het bestreden besluit van verweerder in stand blijft. Appellant krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2024.