ECLI:NL:CRVB:2018:1745
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van psychische klachten in relatie tot het overlijden van een ouder onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant, geboren in 1935, en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant heeft herhaaldelijk aanvragen ingediend voor toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), waarbij hij stelt dat zijn psychische klachten samenhangen met het omkomen van zijn vader tijdens de Japanse bezetting. De Raad heeft de eerdere afwijzingen van zijn aanvragen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen medische basis is voor de stelling dat de psychische klachten van appellant redelijkerwijs samenhangen met het overlijden van zijn vader.
De Raad heeft de medische adviezen van verschillende geneeskundig adviseurs in overweging genomen, waaronder het advies van A.M. Ohlenschlager, die concludeerde dat de post-traumatische stressstoornis (PTSS) van appellant voortkomt uit zijn eigen ervaringen tijdens de oorlog en niet uit het verlies van zijn vader. De Raad heeft ook het advies van R.J. Roelofs betrokken, die bevestigde dat de depressieve stoornis van appellant niet als een op zichzelf staande aandoening kan worden gezien, maar eerder als een onderdeel van zijn psychische klachten. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor nader medisch onderzoek, omdat de medische bevindingen van de geneeskundig adviseurs van verweerder niet ter discussie staan.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit in stand is gehouden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.