ECLI:NL:CRVB:2024:2160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing en intrekking van WIA-uitkering wegens niet verschijnen op spreekuur verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de schorsing en intrekking van de WIA-uitkering van appellant per 1 maart 2022, omdat hij niet is verschenen op het spreekuur van een verzekeringsarts voor een medisch onderzoek. Appellant, die in Turkije verbleef, stelde dat hij vanwege zijn medische problemen niet in staat was om naar Nederland te reizen. Hij voerde aan dat het onderzoek ook op andere manieren had kunnen plaatsvinden, zoals via videobellen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv terecht de uitkering heeft geschorst en ingetrokken. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellant niet aan zijn verplichtingen voldeed door niet op het spreekuur te verschijnen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische stukken die appellant had ingediend, niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in staat was om te reizen. De Raad bevestigde dat een fysiek onderzoek noodzakelijk was voor een goede beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de schorsing en intrekking van de WIA-uitkering in stand blijven. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.