ECLI:NL:RBMNE:2023:6935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
23/2202
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging en schorsing van de WIA-uitkering van eiser in verband met niet verschijnen op fysieke spreekuren

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen besluiten van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. De rechtbank heeft op 22 december 2023 uitspraak gedaan. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een schorsingsbesluit en een beëindigingsbesluit van zijn WIA-uitkering, omdat hij niet op de fysieke spreekuren was verschenen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is voor zover het betreft het schorsingsbesluit, omdat eiser wel procesbelang had bij de beoordeling van zijn bezwaren. De rechtbank heeft het bezwaar van eiser tegen het schorsingsbesluit alsnog ongegrond verklaard en dit deel van het bestreden besluit vernietigd. Echter, het beroep tegen de beëindiging van de WIA-uitkering is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiser, ondanks zijn verblijf in Turkije, in staat was om naar Nederland te reizen voor het spreekuur. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat hij niet kon reizen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het Uwv terecht heeft gekozen voor een fysiek spreekuur in Nederland in het kader van een onderzoek naar gezondheidsfraude. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser en bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

Eiser ontving een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In het kader van een onderzoek naar gezondheidsfraude is eiser uitgenodigd voor een fysiek spreekuur op 18 februari 2022. Eiser is niet op dit spreekuur verschenen. Vervolgens heeft het Uwv eiser uitgenodigd voor een fysiek spreekuur op 8 maart 2022. Ook op dit spreekuur is eiser niet verschenen. Doordat eiser niet op het fysieke spreekuur is verschenen is de WIA-uitkering van eiser bij besluit van
11 maart 2022 vanaf 1 maart 2022 geschorst (het schorsingsbesluit). Het Uwv heeft vervolgens eiser opnieuw uitgenodigd voor een fysiek spreekuur op 1 april 2022. Omdat de gemachtigde van eiser op 14 maart 2022 per brief heeft aangekondigd dat eiser ook bij dit spreekuur niet zal verschijnen, is met het besluit van 22 maart 2022 de WIA-uitkering van eiser per 1 maart 2022 beëindigd (het beëindigingsbesluit).
Eiser heeft tegen het schorsingsbesluit en het beëindigingsbesluit bezwaar gemaakt, omdat hij vindt dat hij vanuit Turkije niet naar Nederland kan reizen. Eiser heeft hierbij een verklaring van een Turkse huisarts en een Turkse psycholoog ingediend. Bovendien is door eiser verzocht om het spreekuur digitaal te houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat het niet verschijnen op de spreekuren niet medisch verschoonbaar is. Verder had het onderzoek volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet telefonisch of middels videobellen plaats kunnen vinden. Met het bestreden besluit van 13 april 2023 heeft het Uwv vervolgens het bezwaar van eiser tegen het schorsingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar van eiser tegen het beëindigingsbesluit is ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft via een online verbinding aan de zitting deelgenomen. Zijn gemachtigde was in de zittingszaal aanwezig. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar met betrekking tot het schorsingsbesluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Met betrekking tot de beëindiging van eisers WIA-uitkering blijft het Uwv bij het standpunt dat de WIA-uitkering van eiser terecht is beëindigd per 1 maart 2022. Eiser is het hier niet mee eens. Eiser vindt dat het spreekuur met een verzekeringsarts ook digitaal of telefonisch had kunnen plaatsvinden. Het is voor eiser namelijk door medische redenen niet mogelijk om vanuit Turkije naar Nederland af te reizen. Bovendien is het volgens eiser mogelijk om in Turkije fysiek door een verzekeringsarts gezien te worden.

Beoordeling door de rechtbank

6. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond voor zover dat betrekking heeft op de schorsing van de WIA-uitkering
.Het beroep is ongegrond voor zover dat betrekking heeft op de beëindiging van de WIA-uitkering per 1 maart 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beëindigingsbesluit
Is een fysiek spreekuur noodzakelijk?
7. Eiser stelt dat een spreekuur met een verzekeringsarts ook digitaal of telefonisch had kunnen plaatsvinden. De rechtbank volgt eiser hierin niet.
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van
6 april 2023 toegelicht dat het handhavingsonderzoek binnen het thema Criminele activiteiten en de oproep voor een fysiek spreekuur niet los van elkaar kunnen worden gezien. Er zijn namelijk twijfels of de geclaimde beperkingen in volle omvang gevolgd kunnen worden. Bij twijfel is een fysiek en psychisch onderzoek de aangewezen manier om de problematiek te objectiveren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dient er bij lichamelijke klachten specifiek lichamelijk onderzoek plaats te vinden en bij psychische klachten een goed psychisch onderzoek, waarbij directe interactie met de onderzoeker nodig is. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mogelijk door middel van telefonisch contact of via beeldbellen. Een fysiek spreekuur is daarom geïndiceerd om een zorgvuldig psychisch en lichamelijk onderzoek te verrichten.
7.2.
De rechtbank kan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De rechtbank overweegt ten eerste dat bij elke WIA-beoordeling het uitgangspunt is dat een spreekuur fysiek plaatsvindt. Het Uwv heeft ter zitting toegelicht dat de beschikbare medische gegevens bovendien ruim 15 jaar oud zijn. Het Uwv heeft daarnaast geen medische informatie over de nieuwe lichamelijke klachten die in de bezwaarfase kenbaar zijn gemaakt. Eiser heeft namelijk in de bezwaarfase aangevoerd dat het zowel lichamelijk als psychisch niet goed met hem gaat. Uit de overgelegde verklaring van de huisarts blijkt dat eiser last heeft van dorsalgie en fibromyalgie, terwijl bij de toekenning van de WIA-uitkering alleen uit is gegaan van de diagnose PTSS. Gelet op de twijfel bij het Uwv over de beperkingen van eiser, kan de rechtbank zijn standpunt volgen dat bij de herbeoordeling zowel een fysiek als psychisch onderzoek noodzakelijk is en dat voor een zorgvuldig onderzoek in dit geval een fysiek spreekuur noodzakelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Op de zitting heeft eiser aangevoerd dat het Uwv eerst door middel van videobellen contact met hem had moeten opnemen om vervolgens te beoordelen of daarna nog een fysiek spreekuur noodzakelijk is. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat deze tussenstap niet noodzakelijk was. Er waren namelijk geen onduidelijkheden voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het beoordelen of er wel of geen fysiek spreekuur plaats moest vinden. Op voorhand was al duidelijk dat een fysiek spreekuur noodzakelijk was. Zoals onder 7. t/m 7.2. overwogen, twijfelt de rechtbank niet aan die beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook acht de rechtbank de beslissing van het Uwv niet onzorgvuldig genomen. Er was geen reden om af te wijken van de normale gang van zaken waarbij iemand uitgenodigd wordt voor een fysiek spreekuur. De beroepsgrond slaagt niet.
Had eiser naar Nederland kunnen komen?
9. Eiser stelt dat hij vanwege zijn fibromyalgie, dorsalgie en PTSS niet naar Nederland had kunnen komen. Verder voert eiser aan dat hij niet onder de mensen kan komen, omdat hij dan agressief wordt. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de in bezwaar overgelegde verklaring van de Turkse huisarts en de verklaring van de Turkse psycholoog.
9.1.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank overweegt ten eerste dat uit de verklaring van de huisarts niet blijkt dat eiser niet mag reizen. Daarbij komt dat uit deze verklaring enkel blijkt dat eiser 20 dagen rust moet nemen. Deze 20 dagen waren echter al voorbij op het moment van de spreekuren op 8 maart 2022 en 1 april 2022. De verklaring van de huisarts is namelijk van 10 februari 2022. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 6 april 2023 toegelicht dat zowel fibromyalgie als dorsalgie geen contra-indicatie is voor reizen. Het is namelijk van belang dat iemand met fibromyalgie juist in beweging blijft. De rechtbank kan dit standpunt volgen.
9.2.
De rechtbank overweegt ten tweede dat ook uit de verklaring van de psycholoog niet blijkt dat eiser niet naar Nederland mag reizen. Uit de verklaring van de psycholoog blijkt dat eiser maandelijks wordt opgeroepen voor controles voor de behandeling van PTSS. Uit de vertaalde verklaring volgt ook dat het voor eiser medisch noodzakelijk is om niet lang te reizen en niet van plaats te veranderen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover in haar rapport toegelicht dat de begrippen ‘lang reizen’ en ‘het niet van plaats veranderen’ aspecifiek zijn. De rechtbank kan dit volgen. Uit de verklaring van de psycholoog volgt namelijk niet wat ‘lang reizen’ en ‘het niet van plaats veranderen’ betekent en blijkt dus niet of het op en neer vliegen naar Nederland hier ook onder valt. Uit de verklaring valt dus niet zonder meer op te maken dat eiser niet naar Nederland had kunnen komen.
9.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in haar rapport van
6 april 2023 zelf beoordeeld of eiser met PTSS naar Nederland kan reizen. Zij stelt dat in de Nederlandse Behandelrichtlijnen voor een posttraumatische stressstoornis staat beschreven dat een behandelfrequentie van minimaal eens per week is geïndiceerd. De rechtbank merkt op dat dit meer behandelingen zijn dan het aantal controles bij de Turkse psycholoog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vervolgens dat zelfs indien er geen enkele behandeling gemist mag worden, met een frequentie van één keer per week, het alsnog mogelijk zou zijn om tussen de behandelingen op en neer te reizen naar Nederland. Een spreekuur duurt immers een uur en de vliegtijd is gemiddeld iets meer dan drie uur. Daar komt bij dat uit de Nederlandse behandelrichtlijnen niet volgt dat een dergelijke reis gecontra-indiceerd is. De rechtbank kan dit volgen. Bovendien heeft eiser niet met medische stukken onderbouwd dat hij niet kan reizen, omdat hij agressief wordt onder de mensen. Desnoods had eiser met de auto kunnen reizen, wat hij, zoals uit het dossier blijkt, eerder ook heeft gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser naar het fysieke spreekuur in Nederland had kunnen reizen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had eiser door een verzekeringsarts in Turkije gezien moeten worden?
10. Het Uwv stelt dat het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid [1] (Verdrag) en het Administratief Akkoord met betrekking tot de wijze van toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid [2] (Administratief Akkoord) niet van toepassing is. Volgens het Uwv woont eiser namelijk niet in Turkije, maar verblijft hij daar. Volgens eiser woont hij wel in Turkije en is het Verdrag wel van toepassing.
10.1.
Hoe dat ook zij, de rechtbank overweegt dat uit artikel 23, derde lid, van het Administratief Akkoord volgt dat het bevoegde orgaan het recht behoudt de rechthebbende door een arts van zijn keuze te doen onderzoeken. Het Uwv heeft ervoor gekozen om eiser door een verzekeringsarts in Nederland te willen laten onderzoeken. Het Uwv blijft bij het standpunt dat eiser naar Nederland had moeten komen voor een fysiek spreekuur. Eiser stelt daarentegen dat hij gelet op zijn omstandigheden in Turkije gezien had moeten worden.
10.2.
Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 april 2023 en de toelichting van het Uwv ter zitting blijkt dat het handhavingsonderzoek aanleiding is geweest voor een onderzoek naar gezondheidsfraude. De rechtbank begrijpt dat het Uwv in het kader van het onderzoek naar gezondheidsfraude ervoor heeft gekozen om zelf het onderzoek in Nederland te willen uitvoeren. De rechtbank kan dit volgen. Uit het Administratief Akkoord volgt niet dat eiser het recht heeft om in Turkije door een verzekeringsarts gezien te worden, maar behoudt het Uwv het recht om zelf een arts te kiezen en om eiser voor onderzoek in Nederland op te roepen. [3] De rechtbank is van oordeel dat gelet op de voorgeschiedenis en in het kader van het onderzoek naar gezondheidsfraude het Uwv de keuze heeft kunnen maken om eiser in Nederland op een fysiek spreekuur te willen zien. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
11. Omdat eiser door niet te verschijnen op een fysiek spreekuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van de Wet WIA, heeft het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiser per 1 maart 2022 beëindigd. [4] Eiser was immers verplicht om op het fysieke spreekuur te verschijnen en was hiertoe ook in staat. Het beroep voor zover dat betrekking heeft op de beëindiging van de WIA-uitkering van eiser is ongegrond.
Het schorsingsbesluit
12. Op de zitting is met partijen besproken dat het bezwaar tegen het schorsingsbesluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat eiser wel procesbelang had bij de beoordeling van zijn bezwaren. De rechtbank verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op het schorsingsbesluit daarom gegrond. Voor zover het Uwv het bezwaar in het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Partijen zijn akkoord dat de rechtbank zelf in de zaak voorziet. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv ook terecht de uitbetaling van de WIA-uitkering van eiser heeft geschorst. Vastgesteld is immers dat eiser niet op het fysieke spreekuur is verschenen, waartoe hij wel verplicht was. [5] De rechtbank voorziet zelf in de zaak door het bezwaar van eiser alsnog ongegrond te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij het Uwv in de proceskosten van eiser. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigde van eiser stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
13. De rechtbank bepaalt tot slot dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van
€ 50,- aan hem vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de schorsing van de WIA-uitkering gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de schorsing van de WIA-uitkering;
- voorziet zelf in de zaak door het bezwaar met betrekking tot de schorsing van de WIAuitkering ongegrond te verklaren;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de beëindiging van de WIAuitkering ongegrond.
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2023.
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Trb. 1966, 155.
2.Trb. 1968, 23.
3.Zie ook over een soortgelijke bepaling in een verdrag met Tunesië de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS3525.
4.Artikel 76 Wet WIA in samenhang met artikel 27 Wet WIA.
5.Artikel 67 Wet WIA in samenhang met artikel 27 Wet WIA.