ECLI:NL:CRVB:2024:2123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S. Wijna
- E.W. Akkerman
- J.P. Loof
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en de rol van reservefuncties in de berekening van verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had zich ziekgemeld en na een aanvraag voor een WIA-uitkering, had het Uwv vastgesteld dat hij niet meer geschikt was voor zijn laatste functie als zelfstandig werkend kok. De arbeidsdeskundige berekende de mate van arbeidsongeschiktheid op 28,81% en weigerde de uitkering per 17 december 2021. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv ten onrechte niet alle vijf geselecteerde functies, inclusief twee reservefuncties, had meegenomen in de berekening van zijn resterende verdiencapaciteit. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv appellant geen WIA-uitkering had hoeven toekennen. De Raad volgde de redenering van de rechtbank dat de Wet WIA en het Schattingsbesluit niet vereisen dat reservefuncties worden meegenomen in de berekening van de resterende verdiencapaciteit. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies voldoende waren om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Appellant's argumenten werden niet overtuigend geacht, en de Raad concludeerde dat de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen geselecteerde functies en reservefuncties in de context van de WIA-regelgeving.