ECLI:NL:CRVB:2024:2073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens beëindiging arbeidsovereenkomsten voor 1 juli 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om compensatie van betaalde transitievergoedingen door appellante, een B.V. De zaak betreft twee werknemers, werknemer 1 en werknemer 2, wiens arbeidsovereenkomsten eindigden vóór 1 juli 2015. Appellante had verzocht om compensatie van de vergoedingen die zij aan deze werknemers had betaald, maar het Uwv stelde dat niet aan de voorwaarden voor compensatie was voldaan, omdat de arbeidsovereenkomsten vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) waren beëindigd. De rechtbank Noord-Holland had eerder de besluiten van het Uwv in stand gelaten, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomsten met de werknemers inderdaad zijn geëindigd vóór 1 juli 2015, waardoor appellante geen recht had op compensatie. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv niet in strijd handelde met het vertrouwensbeginsel en dat de afwijzing van de compensatie terecht was. De Raad oordeelde dat de arbeidsovereenkomsten met werknemer 1 en werknemer 2 op 30 juni 2015 zijn beëindigd, en dat appellante niet kon aantonen dat zij recht had op compensatie op basis van de wetgeving die op 1 juli 2015 in werking trad. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of het griffierecht.