ECLI:NL:CRVB:2024:203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en ingangsdatum bijstandsverlening in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstand voor appellant, die bijstand heeft aangevraagd met terugwerkende kracht tot 14 februari 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de bijstand echter toegekend met ingang van 9 juli 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant geen juiste of volledige opgave heeft gedaan van zijn feitelijke verblijfplaats, waardoor het recht op bijstand over de periode van 14 februari 2020 tot en met 8 juli 2020 niet kan worden vastgesteld. Appellant heeft in het verleden bijstand ontvangen, maar heeft gedurende een lange periode geen duidelijkheid verschaft over zijn verblijfplaats, wat heeft geleid tot de beslissing van het college om de bijstand pas vanaf 9 juli 2020 toe te kennen.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt en dat appellant niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn verblijfplaatsen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De beslissing van het college om bijstand toe te kennen per 9 juli 2020 blijft dan ook in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of terugbetaling van griffierecht.