ECLI:NL:CRVB:2016:586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens niet opgeven verblijfadres door dak- en thuisloze
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dak- en thuisloze, had op 17 februari 2014 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Hij meldde dat hij op verschillende adressen verbleef, maar gaf geen concrete adressen op. De gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en verblijfplaats, wat essentieel is voor de beoordeling van zijn aanvraag. De Raad benadrukte dat ook dak- en thuislozen verplicht zijn om controleerbare gegevens over hun verblijfplaats te verstrekken.
De Raad bevestigde dat de appellant geen opgave had gedaan van zijn feitelijke verblijfplaats(en) en dat de omstandigheid dat vrienden en familie geen toestemming gaven om hun adressen op te geven, voor risico van de appellant kwam. Hierdoor was het college niet in staat om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.