ECLI:NL:CRVB:2024:1974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op basis van eerder verkregen aanspraak op middelen uit overeenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante. De terugvordering is gebaseerd op de stelling van het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee dat appellante al aanspraak had op een bedrag van € 150.000,- uit de verkoopprijs van haar woning, dat zij had ontvangen na de verkoop op 4 december 2019. De overeenkomst die appellante op 5 februari 2019 had gesloten met een BV, hield in dat zij recht had op dit bedrag, maar dat zij pas na de verkoop van de woning en de overdracht aan de koper over het bedrag kon beschikken. Het college heeft de bijstand terecht teruggevorderd voor de periode van 5 februari 2019 tot en met 3 december 2019, omdat de aanspraak op het bedrag al bij het sluiten van de overeenkomst was ontstaan. Appellante was het niet eens met de terugvordering en stelde dat haar aanspraak pas op 4 december 2019 was ontstaan, maar de Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand terug te vorderen op basis van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de Participatiewet. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, waardoor de terugvordering in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.