In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het zorgkantoor, waarbij een persoonsgebonden budget voor zorg werd teruggevorderd. Het zorgkantoor verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat zou zijn ingediend. Appellant stelde echter dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden en dat het retour ontvangen bezwaarschrift geen einde had gemaakt aan de verzending. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig was ingediend, omdat het voor het einde van de termijn ter post was bezorgd en het zorgkantoor het retour gezonden bezwaarschrift binnen een week na afloop van de termijn had ontvangen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het zorgkantoor, en droeg het zorgkantoor op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellant en werd het griffierecht vergoed.