ECLI:NL:CRVB:2015:787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding reiskosten niet-professionele gemachtigde in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van reiskosten van een niet-professionele gemachtigde in een bestuursrechtelijke procedure. Appellant had in 2012 bezwaar gemaakt tegen besluiten van het CIZ, waarbij zijn bezwaren gegrond werden verklaard en de besluiten werden herroepen. De kosten van behandeling van het bezwaar werden vergoed, maar de reiskosten van de voorzitter van een stichting, die als niet-professionele gemachtigde optrad, werden niet vergoed. CIZ stelde dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de reiskosten van de niet-professionele gemachtigde niet vergoed konden worden, omdat deze een noodzakelijke rol vervulde in zijn verdediging. De Raad overwoog dat de kosten van een niet-professionele gemachtigde niet voor vergoeding in aanmerking komen als er ook een professionele gemachtigde aanwezig is. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de reiskosten van de niet-professionele gemachtigde niet vergoed konden worden, omdat de professionele gemachtigde de belangen van appellant al behartigde.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen waar zowel professionele als niet-professionele gemachtigden betrokken zijn.