In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, geboren in 1998 en gediagnosticeerd met ASS en ADD, had een verzoek ingediend om een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding. Het college van burgemeester en wethouders van Eemsdelta had eerder een maatwerkvoorziening verstrekt, maar de hoogte van het tarief was in geschil. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Het college had vervolgens het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard wat betreft de hoogte van het uurtarief, maar gegrond verklaard wat betreft de urenomvang van de maatwerkvoorziening.
De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wetgeving rondom de Wmo 2015 en de Verordening Wmo gemeente Delfzijl 2018. De Raad concludeert dat de moeder van de appellant tot zijn sociale netwerk behoort en dat het college terecht een pgb heeft verstrekt op basis van het tarief voor sociaal netwerk. De Raad bevestigt dat de wetgever gemeenten de ruimte heeft gegeven om voorwaarden te stellen aan het tarief voor diensten van personen uit het sociale netwerk. De Raad oordeelt dat het college in overeenstemming met de wet heeft gehandeld en dat de appellant recht heeft op het pgb op basis van het tarief voor sociaal netwerk.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het beroep van de appellant tegen het besluit van 8 juni 2020 ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.