ECLI:NL:CRVB:2024:1797

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
22/3682 TONK-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2024 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn herzieningsverzoek door de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 22 november 2022 geoordeeld dat het verzoek van appellant om herziening niet-ontvankelijk was, omdat appellant misbruik maakte van recht. De Raad had zich eerder onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep dat appellant had ingesteld tegen deze uitspraak. Appellant heeft verzet aangetekend, dat op 11 juli 2024 werd behandeld. Appellant verscheen digitaal op de zitting, terwijl het Drechtstedenbestuur niet aanwezig was.

Appellant betoogde dat hij niet was gehoord over het oordeel van de rechtbank dat sprake was van misbruik van recht. Hij verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, maar de Raad oordeelde dat de situatie in zijn zaak verschilde van die eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat appellant in plaats van hoger beroep verzet had moeten instellen. Ondanks dat onder de uitspraak van de rechtbank stond dat hoger beroep openstond, was dit volgens de Raad niet correct. De Raad besloot het hoger beroepschrift door te sturen naar de rechtbank voor behandeling als verzet. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier E.P.J.M. Claerhoudt, en werd openbaar uitgesproken op 5 september 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 september 2024
22/3682 TONK-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 november 2022, ROT 22/4179 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Drechtstedenbestuur

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 16 januari 2024 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 11 juli 2024. Appellant is digitaal op zitting verschenen. Het Drechtstedenbestuur is niet op zitting verschenen.

OVERWEGINGEN

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van rechtbank Rotterdam van 22 november 2022.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 22 november 2022 het verzoek om herziening van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant misbruik maakt van recht. Het herzieningsverzoek is afgedaan met toepassing van artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder appellant in de gelegenheid te stellen op zitting te worden gehoord.
Op grond van vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2017 van de Raad, ECLI:NL:CRVB:2017:2804) is de Raad niet bevoegd kennis te nemen van een hoger beroep dat zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank van een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid van de Awb.
Appellant is van mening dat dit in deze zaak anders zou moeten zijn omdat hij niet is gehoord over het oordeel dat sprake is van misbruik van recht. Hij wijst daarbij onder andere op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 29 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3918).
De Raad is echter van oordeel dat de onderhavige situatie verschilt van de situatie in de uitspraak waar appellant naar verwijst. In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld, terwijl hij verzet had moeten instellen. Weliswaar staat onder de uitspraak van de rechtbank dat hoger beroep open staat, maar dat is niet juist. De Raad zal het hoger beroepschrift doorsturen aan de rechtbank ter behandeling als verzet. Dat appellant niet is gehoord in de procedure op het herzieningsverzoek is dus geen aanleiding om het appelverbod te doorbreken. Ook de andere aangevoerde verzetsgronden geven daartoe geen aanleiding.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt