ECLI:NL:CRVB:2024:1702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van inlichtingenverplichting en niet gemelde inkomsten uit Marktplaatsactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 2 april 2019 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, heeft geen melding gemaakt van bijschrijvingen op zijn bankrekening en van zijn activiteiten op Marktplaats. Hierdoor heeft hij zijn inlichtingenverplichting geschonden. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand terecht ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd, omdat de bijschrijvingen als inkomen zijn aangemerkt.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn rekening niet als inkomen moeten worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon aantonen dat de activiteiten op Marktplaats niet van hem waren, ondanks zijn beweringen dat hij deze voor zijn broer uitvoerde. De Raad concludeert dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven, en dat de appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bijstandsontvangers om alle relevante informatie te delen met het college, en dat het college recht heeft om bijschrijvingen en andere inkomsten als middelen in aanmerking te nemen bij de beoordeling van het recht op bijstand. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de inlichtingenverplichting en de beoordeling van inkomen in het kader van de Participatiewet.