Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
woon-werkverkeer. Ook bij een lage functie zou dit aan de orde zijn geweest. De langere reistijd was een eigen keuze en niet buitensporig. Verder bestonden er mogelijkheden voor hybride werken. Aan de voortzetting van de arbeidsrelatie waren voor betrokkene volgens appellant niet zodanige bezwaren verbonden dat dit redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. Volgens appellant heeft het Uwv dan ook onterecht een WW-uitkering toegekend en uitbetaald aan betrokkene. Ter zitting heeft appellant verduidelijkt dat het hem er niet om is begonnen dat de (uitbetaling van de) uitkering alsnog vanaf 16 oktober 2020 wordt geweigerd en dat alles wat is uitbetaald wordt teruggevorderd van betrokkene, maar dat hij uitsluitend wenst te bewerkstelligen dat het Uwv afziet van verhaal van de uitbetaalde uitkering op hem als overheidswerkgever.
Het oordeel van de Raad
1 oktober 2020 heeft toegekend en op deze uitkering geen bedrag in mindering heeft gebracht in verband met verwijtbare werkloosheid.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage
Artikel 1 onder i van de Werkloosheidswet
Artikel 24 van de Werkloosheidswet
3. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. (…) Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
(…)