ECLI:NL:CRVB:2024:1662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd door Uwv wegens schending van inlichtingenverplichting in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak staat de oplegging van een boete van € 310,- door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) centraal, die is opgelegd aan appellant wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellant ontving vanaf 13 augustus 2012 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) en heeft in het verleden niet gemeld dat hij werkzaamheden verrichtte in de periode van 15 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013. Het Uwv legde in 2014 een boete op van € 1.240,-, maar na een herzieningsverzoek van appellant in 2020, heeft het Uwv in november 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij de boete werd verlaagd naar € 310,-. Appellant ging in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep tegen het eerdere besluit ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de boete heeft opgelegd, en dat de verlaging van de boete naar € 310,- niet evident onredelijk is. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 23 juni 2021 gegrond verklaard, maar het beroep tegen het besluit van 23 november 2023 ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding van appellant is afgewezen, omdat dit onvoldoende was onderbouwd.