ECLI:NL:CRVB:2024:1640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering verhoging Wajong-uitkering wegens niet tijdig indienen aanvraag en gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Wajong-uitkering te verhogen. Appellant, geboren in 1988, ontvangt sinds 2006 een Wajong-uitkering en heeft op 15 december 2021 een aanvraag ingediend voor verhoging van deze uitkering vanwege hulpbehoevendheid. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant op dat moment in een instelling verbleef en er geen bijzondere omstandigheden waren die een verhoging met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting is appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.J. Weldam, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I. Smit. De Raad heeft vastgesteld dat de verhoging van de Wajong-uitkering op aanvraag door het Uwv wordt toegekend en dat deze niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag. Appellant heeft aangevoerd dat het Uwv hem had moeten wijzen op de mogelijkheid van een verhoging, maar de Raad oordeelt dat het Uwv niet verplicht was om dit te doen.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de wettelijke regels rechtvaardigen. De rechtbank heeft overtuigend gemotiveerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd om de Wajong-uitkering van appellant te verhogen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.