ECLI:NL:CRVB:2012:BX5809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering met ingang van een jaar voor de aanvraag zonder bijzonder geval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 februari 2012, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had op 22 mei 2007 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uwv op 7 juni 2011 werd goedgekeurd met terugwerkende kracht tot 22 mei 2006. Het Uwv stelde echter dat er geen sprake was van een bijzonder geval, zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong, en dat appellant eerder in staat had moeten zijn om een aanvraag in te dienen.
De rechtbank volgde het standpunt van het Uwv en oordeelde dat appellant niet om medische redenen verhinderd was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank concludeerde dat onbekendheid met de Wajong geen bijzonder geval oplevert en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen veranderen. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van een bijzonder geval en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier I.J. Penning, en werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.